Antonia Catharina (Cato) Boelens, winkelierster en baakster te ‘s-Hertogenbosch, geboren op 22 februari 1877, kort gewoond te Tegelen (L) en Nijmegen, overleden te ‘s-Hertogenbosch op 8 juni 1931, dochter van Christiaan Boelens en Maria Johanna Rek. Cato is getrouwd aldaar op 10 april 1902 met Walterus (Wout) Brouwers, slager en chef petroleum-maatschappij, geboren aldaar op 6 december 1878, in 1907 definitief vertrokken naar Amerika, overleden op 3 november 1957 te Albany (New-York, USA), zoon van Jacobus Brouwers en Theodora Hoefnagels.1
Cato werd verlaten door haar man. Dat had gevolgen voor een vrouw uit haar milieu in de eerste decennia van de 20e eeuw in Den Bosch. Het was een taboe, een onderwerp van schaamte. We kunnen ons dat heden ten dage niet meer voorstellen.
Ze is gedoopt in de St.-Pieter als Catharina Antonia, op de dag van haar geboorte. Peter en meter: Tante en oom Cato en Antoon Boelens-Rek. Zij is vernoemd naar haar peettante Cato, een ouderwetse voornaam die je tegenwoordig nooit meer hoort. Je spreekt hem uit met de klemtoon op de laatste lettergreep. Cato is op kostschool geweest in Stratum bij Eindhoven. Op 17-jarige leeftijd was ze wees en ging bij haar oom Antoon Boelens in de Minderbroedersstraat wonen en vervolgens ook nog een tijdje bij haar halfzuster Pietje Driessen-Boelens en haar gezin op de Pensmarkt.
Getuigen bij het huwelijk waren: oom Wilhelmus Cornelis Rek, boekbinder, 60 jaar, Franciscus Brouwers, bierbrouwer, 28 jaar, broer van de bruidegom, Bernard Boelens, broer, en Jan Boelens, halfbroer van de bruid. Voor zijn huwelijk woonde Wout Brouwers in de Orthenstraat wijk B nr. 107A, waar hij al een slagerij had. Zijn vader was graanhandelaar. Het pas getrouwde stel vestigde zich op het adres Pensmarkt wijk B nr. 35, waar de oudste kinderen werden geboren.
1903, 10 januari:
Testamenten van Cato en haar echtgenoot, waarbij ze elkaar wederzijds tot erfgenaam benoemen.2
1905, 26 april:
Het gezin vertrekt naar Tegelen (L).
1906, 8 juni:
Cato vestigt zich weer in Den Bosch met haar kinderen. Ze gaat wonen in de Karrenstraat wijk B nr. 384. Vervolgens verhuist ze naar Markt wijk B nr. 19, waar kort vóór haar nog haar tante Betje Boelens-van Mulbregt gewoond had. Op 7 maart 1907 voegt Wout zich pas weer bij zijn gezin, hij geeft als vorige woonplaats Tegelen op.
1907, 23 april:
Het gezin, inmiddels zijn er vier kinderen, verhuist naar Nijmegen. Daar wordt als beroep van Wout vermeld: chef van een petroleummaatschappij, hun adres is: Arend Noordwijnstraat 21.3 Hier heeft zich een drama voltrokken, dat diep zou ingrijpen in het verdere leven van Cato. Zij was 8 maanden in verwachting van haar vijfde kind. Het was december 1907. Wout kwam haar ’s morgens nog een roereitje op bed brengen en verliet de woning om nooit meer terug te keren. Noch Cato, noch haar kinderen hebben hem ooit teruggezien.
1908, 5 februari:
Cato en de kinderen worden uitgeschreven uit de gemeente Nijmegen. Waarschijnlijk woonden ze al even in Den Bosch want de jongste zoon Wim is daar op 30 januari geboren. Met haar vijf kinderen woonde Cato in het pension van Desmense4 hoek Hooge Steenweg/Tweede Korenstraatje, op kosten van haar broer Bernard Boelens.
Cato met haar kinderen, v.l.n.r. Marie, Jacques, Wim, Bernard en Jan Brouwers.
Wout Brouwers is vóór 1907 een paar keer een reis gaan maken naar Noord-Amerika. Toen hij van één van die reizen terugkwam, ging Cato hem van het station afhalen. Hij zag er zo verschrikkelijk uit, dat ze hem niet eens herkende. Hij had ‘zwerversbloed in zijn aderen’. Toen ze in verwachting was van het vierde kind, was hij ook al eens naar Amerika vertrokken. Zijn zwager Bernard Boelens heeft toen zijn adres achterhaald en zijn terugreis betaald: f 500. Brouwers kwam terug.
In het begin van de 20e eeuw was er een grote trek van emigranten naar Amerika. Het was heel gemakkelijk om daar binnen te komen, je kon er zelfs zonder paspoort naar toe. Het was het land van de ongekende mogelijkheden, the American Dream. Dit was de grote ramp uit het leven van Cato, die de gemoederen in de familie dermate bezig gehouden heeft, dat schrijver dezes er zelfs in zijn eigen jeugd nog over heeft horen spreken en dat was ruim 35 jaar na haar dood. Toen Cato naar Van Lanschot ging om geld te halen, constateerde zij tot haar grote schrik, dat manlief ook al hun geld meegenomen had. Voor haar en de kinderen was er niets meer. Het pension van Desmense werd te duur en ze ging wonen op een klein bovenhuis in het Eerste Korenstraatje wijk B nr. 391.
De emigranten die per schip in de haven van New York aankwamen moesten zich allemaal laten registreren bij de immigratiedienst op Ellis Island. Wout Brouwers komt niet voor in de registers omdat hij vanuit Canada binnengekomen is (zie hierna zijn verhaal). Wel wordt de aankomst vermeld van zijn broer Cornelis Brouwers, 44 jaar, met vrouw en twee kinderen van 15 en 11 jaar oud op 21 maart 1910 met het schip Lapland dat vertrokken was uit de haven van Antwerpen.5
1911, 22 februari:
Testamenten van de schoonouders van Cato. Zij legateren aan de kinderen van hun zoon Cornelis Petrus Maria Brouwers f 1750, aan de kinderen van hun zoon Waltherus Brouwers (bij Cato) f 500 en aan het kind van hun zoon Franciscus Wilhelmus Brouwers f 400. Genoemde drie zonen mogen verder niet erven, in tegenstelling tot hun andere kinderen. De kinderen van Cato komen er dus met vijven maar bekaaid van af met f 500.6
1913, 29 december:
Boedelinventaris van de schoonouders van Cato. Een grote welstand spreekt eruit. Verder wordt duidelijk waar twee zonen wonen: Jacobus Cornelis Maria Brouwers7 woont in Memphis, Tennessee, en Cornelis Petrus Maria in Rices, Minesota. De woonplaats van zoon Wout is nog steeds onbekend (na 5 jaar afwezigheid!). Hij heeft een schuld aan de boedel van f 5620 met de rente van 4 ½ % vanaf 15 januari 1902, het bedrag is inmiddels opgelopen tot f 8395.07.8 Schoonmoeder woonde aan de Breede Haven, waar ze huizen had. Wout heeft nooit één cent meer bijgedragen aan zijn gezin.
Cato verviel nog net niet tot de bedelstaf, maar heeft wel veel armoede gekend. Wat de kleding van haar kinderen betrof, daar hoefde ze zich niet zo’n zorgen over te maken. Haar familie zat immers in de textiel. Haar zoon Bernard ‘werd helemaal aangekleed’ door zijn peetoom Bernard Boelens. Zoon Jacques is altijd bij zijn grootouders Brouwers grootgebracht. Jacques had daar een luxe leventje vergeleken bij zijn broers en zus. Haar zoontje Jan werd aangekleed door zijn peetoom Jan Boelens van de Markt. Ze kreeg wel wat van haar familie, maar moest er wel bijna altijd wat voor doen. Haar broer Bernard gaf haar af en toe een tientje, wat heel veel geld was in die tijd. Cato heeft keihard gewerkt in verschillende baantjes.
Cato met haar kinderen, v.l.n.r. Marie, Wim, Jan, Ben, Jacques Brouwers, rechts: Anna Boelens-van der Heyden, foto voor de zaak van Jan Boelens, Markt 16.
Zo heeft ze jarenlang gewerkt bij halfbroer Jan Boelens. Ze moest wel voor hem werken, maar hij heeft ook veel gedaan voor het gezin. Cato hielp vaak mee in de winkel. Tweemaal per week moest ze naar de markt met hoeden en petten, buiten Den Bosch. Ze kreeg daarvoor f 2.50 per week. Die rijksdaalder was precies het bedrag, dat ze in het Korenstraatje aan huur moest betalen. Ze was ook goed in handwerk. Regelmatig moest ze het zeil van de kramen van haar familie repareren of aan de onderkant stroken eraan maken, waaraan de kraam werd vastgezet. Jan had ook nog een pettenmakerij. Cato moest vaak stof op de kleppen naaien.
Bijschrift: ’s-Hertogenbosch: de Markt in 1911. Als onderschrift ziet men bij deze kaart vaak: de ‘stoffenmarkt’. Het zou ook Cato Boelens (midden) kunnen zijn, die bezig is zeil van de kramen te repareren voor haar halfbroer Jan Boelens (rechts) bij zijn wagen met leren huif. De vrouw naast Cato lijkt op Anna Boelens-van der Heyden, vrouw van Jan Boelens. Zowel Cato als Jan lijken op de afgebeelde personen.
Nicht Wies Boelens en haar man Fons Verhoeven hadden een paar jaar een café-restaurant op de Pensmarkt. Het gebeurde vaak, dat de klanten, die ‘s avonds in het café zaten, voor het huiswaarts gaan nog iets wilden eten, een uitsmijter of andere kleine gerechten. Cato ging daar dan ‘s avonds laat staan koken, allemaal om aan geld te komen voor haar gezin. Ook deed zij de afwas in de keuken van het restaurant. Lange tijd is ze baakster geweest. Een baakster was een soort kraamhulp. Zij had geen salaris, maar leefde van de fooien. Steeds als er iemand op kraamvisite kwam, werd er een fooi gegeven aan de baakster.
Iedere zondag om 10.30 uur hadden de zussen Cato, Pietje, Anna en Mina Boelens een ‘kransje’ zoals gezellig bij elkaar komen van dames vroeger genoemd werd. Ze dronken dan een citroentje (citroenjenever) met suiker. De citroenjenever maakten ze zelf. Cato had naar buiten toe altijd goede zin. Ze had ook veel contacten in de stad met haar vriendinnen van vroeger. Het is haar gelukt om de meeste van hen, ondanks haar status, gewoon aan te houden. Ze stond erop dit soort sociale contacten in stand te houden, ondanks al haar armoede.
In die tijd was het een grote schande voor een getrouwde vrouw om alleen te wonen. Wat haar overkomen was, daarover werd vroeger totaal niet gesproken. Het was een taboe. Het woord echtscheiding kwam bij niemand in het vocabulaire voor, dat was een groot schandaal. Cato is ook nooit van Brouwers gescheiden. Alles werd in de doofpot gestopt en ze hield naar buiten toe de schone schijn een beetje op. Ze had een of twee mooie jurken, die ze alleen maar droeg als ze naar buiten ging om er een beetje goed verzorgd uit te zien. In huis liep ze in een oud kledingstuk.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was voedsel alleen op de bon te krijgen. Alleen als je geld had, kon je meer krijgen dan waar je recht op had. Je kon dan op de zwarte markt aan voedsel komen. Daar Cato geen cent bezat, moest ze alleen van de distributie rondkomen en kwam ze vaak tekort. Haar broers en zussen konden op alle mogelijke handige manieren met hun geld wel aan voedsel komen. Op een dag ging het zo slecht met haar en haar kinderen, dat ze bijna niet te eten hadden. ‘s Morgens hadden ze nog ieder twee boterhammen met reuzel (vet spek) op, maar ‘s middags was er alleen nog een beetje gort (een soort gerst). Hiervan kon pap gemaakt worden, maar er was ook geen melk. Cato maakte met water een wrange, slappe gortepap, die ze naar binnen gewerkt hebben. Het was zondag en dan ging ze wel eens met haar kinderen wandelen om een uur of vier. Allemaal netjes aangekleed.
Zo ook die dag. Ze staken de Markt over en Cato liep even bij haar broer Bernard binnen die toen op Markt 25 zijn zaak De Bijenkorf had. Philomijn, de keukenmeid, stond alvast de kippen aan te braden voor ‘s avonds. Cato, die zelf niets van de gortepap gegeten had, ging aan de keukentafel zitten en werd zo bedwelmd door de geur van de kip, dat ze begon te geeuwen van de honger. Haar neef, Bernards zoon Antoon, zei: “Wè gaapte toch, tante Cato?” Ze antwoordde, dat ze zo flauw was. “Dan moete ‘n bietje zout vatten”, was de reactie.9 Cato was te trots om om eten te vragen en liep weer verder met haar kinderen. Op dat moment wist ze, dat er voor hen de volgende dag niets te eten zou zijn.
Haar enige hoop was gevestigd op Onze Lieve Vrouw van Den Bosch, dus liep ze naar de St.-Jan. Lange tijd bad ze vurig bij de Zoete Moeder. Ze verlieten de kerk via de uitgang in de Choorstraat. De vrouw van de koster, die in de Choorstraat woonde, kwam enthousiast haar huis uit. Cato kende haar nog van kostschool in Stratum. “Ha Cato, hoe is het er toch mee? Zijn dat jouw kinderen? Wat een lieve jong”. De vrouw van de koster was erg vertederd door kinderen, omdat ze er zelf geen had. De twee vrouwen hadden elkaar al lang niet meer gezien en Cato moest persé binnenkomen. Ze kregen allemaal lekkere koeken en hebben gezellig zitten praten. De kinderen kregen ieder een dubbeltje. Toen Cato op wilde stappen, vroeg de vrouw om nog even te blijven, want haar man zou snel thuis komen. Dat gebeurde en de man, ook heel vriendelijk, gaf de kinderen ieder een kwartje. Toen ze weer op straat liepen, vroeg Cato aan haar kinderen het geld bij haar in te leveren. Ze had toen dus 5 x 35 cent, totaal f 1.75. Dat was in die tijd een bedrag waar je een gezin van kon laten eten. “Daar zal ik morgen eens lekker boerenkool met worst van gaan kopen”, moet ze gezegd hebben. Haar gebed was verhoord.
In die tijd waren er drie standen onder de vrouwen: Je had ‘mevrouw’, ‘juffrouw’ en ‘vrouw’. ‘Mevrouw’, dat was de vrouw van de burgemeester, van de dokter, de notaris etc., kortom de hoogste klasse van de samenleving. ‘Juffrouw’ is een woord, dat tegenwoordig in onbruik raakt, maar dat eigenlijk gebruikt werd voor een ongehuwde vrouw. Maar vroeger werden ‘juffrouw’ genoemd de vrouwen van de middenstanders en de ambtenaren. Tenslotte, als je bij voorbeeld Jansen heette en je man was arbeider, dan was je ‘vrouw Jansen’. Cato Boelens was als juffrouw Boelens geboren en ging later door het leven als juffrouw Brouwers. Koste wat kost wilde zij de status van juffrouw behouden en niet vervallen tot de titel vrouw. Twee keer per jaar, meestal in het voor- en in het najaar, stortte Cato volledig in. Ze moest dan een paar weken het bed houden, omdat ze het niet meer aankon. Haar zoon Wim zorgde voor haar.
Na 1920 heeft ze ook nog gewoond in het Tweede Korenstraatje 10, vervolgens op de Breede Haven 22. Misschien wel in een huis van haar schoonmoeder. Ze staat ingeschreven als huisvrouw van Walterus Brouwers.10
Als reactie op de dood van zijn vrouw heeft Wout twee grote kaarten naar Den Bosch gestuurd, die in de familie bewaard zijn gebleven. Op één kaart staat heel groot een foto van het graf van Cato. Kennelijk had hij die via zijn familie ontvangen. Eronder is een getytpt strookje papier geplakt met daarop de tekst: ‘In Memoriam tot eene Zalige Hoogverhevene Vrouw, Moeder en Bloedzuster, een Juweel in meest schynende schoonheid der Paarlen of (sic) de Kroon van Gods Meesterwerk in Zyne Schepping, Hoog verheven in Glory in Gods aanschyn, een voorbeeld des kruishout deugden van liefde, nederigheid, opofferingen en gelatenheid in den Wil van God. Een Geloof der Zaligen.’ De andere kaart is een afbeelding van een hand die grijpt naar de dertig zilverlingen die door de verrader Judas in wanhoop weggegooid waren. Er zit een getypt strookje met ongeveer 15 regels Engelse tekst op geplakt waar hij heel smartelijk spijt betuigt van wat hij gedaan heeft. Hij gebruikt daarvoor Bijbelse beelden.11
Jongste zoon Wim (1908-1992) heeft jaren na de dood van Cato nog een brief ontvangen van, zoals hij zelf zei: ‘de man die mijn vader had moeten zijn’. In die brief, die niet meer bewaard is gebleven, vertelt Wout Brouwers het volgende: Tijdens de kerstnacht reed hij met zijn auto door de Rocky Mountains. Er was iets niet in orde en hij reed bijna een ravijn in. Net op het randje kwam de auto tot stilstand. Dodelijk geschrokken begon hij te lopen, zijn auto achterlatend. Hij kwam terecht bij een kerkje, waar kerstliederen klonken en ging er naar binnen. In deze sfeer werd hij overspoeld door vroomheid en gevoelens van spijt. Na afloop van de H. Mis klampte hij de pastoor aan en vertelde hem zijn hele leven, dat hij nog een vrouw en kinderen had in Nederland en dat hij ze in de steek gelaten had. Hij wist niet eens, dat Cato al was overleden. De pastoor in Amerika nam contact op met de pastoor van de St.-Pieter, de parochiekerk van Cato. Wout Brouwers schreef een brief aan zijn zoon Wim, p/a de pastoor van de St.-Pieter. Wim Brouwers schreef een keiharde brief terug. Daarna is er nooit meer contact geweest.
Wim Brouwers, een zoon van Wim, heeft veel speurwerk gedaan naar hoe het zijn grootvader Wout Brouwers verder vergaan is in Amerika. De gegevens kwamen beschikbaar jaren na de verschijning van de boeken: BOELENS, een RK-Groninger familie met een grote Bossche tak door drs. J.M.B. Boelens en O.J. Nienhuis.
Walterus (Wout) Brouwers.
Zijn achternaam wordt in Amerika verbasterd tot Browers. Al in 1899, drie jaar voor zijn huwelijk met Cato Boelens, kreeg Wout een tijdelijk paspoort om naar Amerika te reizen. Hij vertrok in september 1900 naar West-Vlaanderen, om daar de boot te nemen, en keerde in november 1901 weer terug naar Den Bosch waar hij dus in de Orthenstraat een slagerij had, zoals vermeld.
1906, 13 mei:
Wout vertrekt vanuit de haven van Liverpool met het stoomschip Empress of Britain met bestemming Quebec (Canada). Zijn reisdoel is Winnipeg, de hoofdstad van Manitoba, Canada. Hij laat noteren dat hij gehuwd is.12
1906, 2 augustus:
Als landbouwknecht passeert hij de grens met de V.S. Zijn reisdoel is St. Thomas (North Dakota).13
1907, 7 maart:
Wout komt weer terug bij zijn gezin in Den Bosch, verhuizing naar Nijmegen (zie hiervoor).
1907, 24 december:
Deze datum staat met potlood genoteerd in het trouwboekje van Wout en Cato Brouwers-Boelens. Het is de datum van zijn vertrek. De dag waarop het leven van Cato volledig veranderde.
1910:
Wout woont in New York City op 322 West 52d Street. Hij is slager en huurt zijn woning.14
1913, 14 november:
Huwelijk in Chicago tussen Walter Browers, 32 jaar (hij gaf in de V.S. vaak als geboortejaar 1880), en Elisabeth May, 31 jaar. Het is zeer waarschijnlijk ‘onze’ Wout Brouwers.
1915, 2 september:
Hij trouwt in Cuyahoga (Ohio) met Marie Schönberger, een in 1897 geboren Oostenrijkse vrouw, dochter van Carl Leonhardt Schönberger en Thekla Heitel. Het huwelijk met Cato Boelens is nooit door echtscheiding ontbonden.
1917, 12 november:
Hij komt in aktieve dienst bij de Amerikaanse marine.
1918, 6 november:
Wout wordt genaturaliseerd staatsburger van de Verenigde Staten.15
1919, 14 mei:
Aankomst op Ellis Island vanuit Nuevitas (Cuba). Wout is hoofdsteward op een schip en reist tussen verschillende havens.
1920:
Hij woont weer in New York City op het adres 601 West 182d Street.16
1920, 19 mei:
Wout vertrekt met de boot en komt aan in West Hartlepool (GB) op 10 december. Daar dient hij een aanvraag in voor een noodpaspoort. In Engeland wordt hij gestationeerd. Hij wil zijn paspoort laten aanvullen met een Zeemans Identificatie Certificaat om tussen Engeland, België en Nederland te mogen reizen. Als motivering hiervoor geeft hij dat hij familie wil gaan bezoeken.
1927, 13 september:
Weer blijkt Wout een huwelijk te zijn aangegaan. Zijn (derde of vierde) vrouw heette Nina Derber, geboren op 11 september 1890 in Oshkosh (Wisconsin). Van zijn eerdere echtgenotes in de V.S. is hij evenmin gescheiden als van Cato Boelens. De staten waar deze huwelijken plaatsvonden liggen ver uiteen. In plaatselijke kranten in de V.S. is het gebruikelijk om bijzonderheden te vermelden over families in de dorpen van het bereik van zo’n krant. Zo stond er op genoemde datum een artikeltje over schoonvader Derber en Wout en Nina:17
1927, 1 november:
Wout en Nina komen aan in de haven van New York met het schip Tuscania, dat vertrokken is uit Le Havre. Hun adres is: 43 East 27th Street, New York City.
1928, 9 februari:
Met het schip Munargo komt Wout aan in New York, afkomstig uit Nassau (Bahamas).
1929, 1 maart:
Wout vestigt zich met zijn Nina in Fredericksburg, Virgina, waar hij een baan krijgt als chef kok in het prestigieuse Princess Anne Hotel. Hij zou daar al eerder gewerkt hebben. Nina opent in november aan Main Street in die stad een restaurant, naast het Maury Hotel. Het interieur is helemaal gerenoveerd en voorzien van modern meubilair.19
Princess Anne Hotel Fredericksburg.
1940:
Als ‘weduwnaar’ en kamerhuurder woont Wout weer in the Big Apple, dit keer op 306 East, 124th Street. Zijn huisbaas heet Gilbert Schacht, 37 jaar. Als werkzaamheden geeft hij op dat hij aan openbare hulpverlening gedaan heeft (public emergency work).20 Twee jaar later woont hij nog op hetzelfde adres en geeft als werkgever: Eddy Byrne, 770 Columbus Avenue, NYC. Het adres van zijn werkzaamheden is 1327, 3d Avenue, New York City. Deze gegevens komen uit een registratie voor de dienstplicht voor de Tweede Wereldoorlog in 1942. Wout is dan 64 jaar; hij zal niet opgeroepen zijn.
1953, 29 mei:
Met het schip Tervaete komt Wout aan in de haven van New York, afkomstig uit Antwerpen. Zijn adres in Amerika is dan: 75, Union Street, Saratoga Springs (staat New York).
1957, 3 november:
Wout Brouwers overlijdt in het ziekenhuis van Albany (staat New York). Hij is begraven in St. Peter’s kerkhof in Saratoga Springs. In eerste instantie krijgt zijn graf geen steen, maar in de zomer van 1958 wordt er door de gemeente Saratoga Springs een aanvraag ingediend voor een grafsteen, die gehonoreerd wordt. Hij krijgt de steen op grond van het feit dat hij in een ongemerkt graf ligt, terwijl hij toch als chief commissary steward werkzaam geweest is en daarom beschouwd kan worden als former member of the Armed Forces of the United States. De steen moet bezorgd worden bij James A. Hyde, 13, Greenridge Place, Saratoga Springs, NY. Deze zal ervoor zorgen dat de steen op het graf gelegd wordt.
Uit het huwelijk van Cato Boelens en Wout Brouwers: vijf kinderen.
De oudste zoon, Jacques Brouwers, komt in Nederlands-Indië terecht, waar hij en zijn vrouw in 1940 ouders worden van de inmiddels landelijk zo beroemde schrijver Jeroen Brouwers. Hij is een gevierd auteur en heeft veel mooie romans op zijn naam staan, waarin het thema van het Japanse concentratiekamp regelmatig terugkeert; het kamp waarin hij met zijn moeder en grootmoeder van moederszijde terecht gekomen is en waaraan hij - pas 4 jaar oud - nog zulke levendige herinneringen heeft. De levens van zijn andere grootmoeder, Cato Boelens, en zijn grootvader Wout Brouwers, geven hem misschien inspiratie voor een volgende roman…..
| |